De oude DE-III van het Spoorwegmuseum
Op 26 april 2009 vond een bijzonder transport plaats van de werkplaats Tilburg via Den Bosch en Arnhem naar het Spoorwegmuseum. De oude, maar fraai glanzende DE3 27 werd overgebracht en keerde toen onder grote belangstelling in het Spoorwegmuseum terug. Deze gebeurtenis viel overigens qua tijdstip vrijwel samen met het moment waarop 75 jaar eerder, in 1934, de eerste treinstellen nieuw uit de fabriek reden.
Op 15 mei 2009 was het namelijk 75 jaar geleden dat de eerste dienstregeling met de zilvergrijze DE3-en bij de Nederlandse Spoorwegen van kracht werd. De komst van de DE3-en was een mijlpaal in onze vaderlandse spoorweghistorie. Bij het ontwerp ervan had NS zich duidelijk laten inspireren door de “Fliegende Hamburger” in Duitsland. Ook de DE3 was geheel in stroomlijnvorm uitgevoerd en het was voor het eerst in ons land dat aan de stroomlijnvorm ter vermindering van de luchtweerstand zo veel aandacht was besteed. Het was een ware omwenteling in de rijtuigbouw.
De serie bestond uit 40 treinstellen, gebouwd door Werkspoor (25), Beijnes (10) en Allan (5). Een treinstel had 112 zitplaatsen 3e klasse en 48 in de tweede klasse. Een gedeelte van de tweede klasse was luxueuzer ingericht om eventueel dienst te kunnen doen als eerste klasse. De DE3-en waren uitgerust met een geheel automatische Universal Scharfenberg-Unirop koppeling. De fundamenteel andere constructie van de bakken van de DE3-en was vooral mogelijk door de grote vooruitgang van de lastechniek. Van de opbouw van hout, later staal, op een onderframe ging men naar de “gelaste koker op wielen”.
In het interieur waren de banken voor het eerst met stalen meubelpijpframe uitgevoerd. De zittingen waren uitgerust met veermatras en kregen bij de reizigers veel waardering: eindelijk eens geen zittingen waarvan je een harde kont kreeg. De verwarming was ook gemoderniseerd Er werd nu gewerkt met ingeblazen lucht die werd verwarmd door in het koelwatersysteem opgenomen luchtverhitters. Om de stationnementstijd te verkorten waren bij de DE3-en zowel aan de buitenkant als binnen boven de schuifdeuren opschriften “ingang”en “geen ingang” aangebracht. Dit goedbedoelde systeem heeft men tenslotte waarschijnlijk door de weinige discipline van het publiek moeten opgeven.
De eerste echte proefrit met een DE3 vond plaats op vrijdag 9 maart 1934 van Utrecht naar Arnhem. Men was laaiend enthousiast. Met verwijzing naar het succes bij de oosterburen introduceerde men het begrip “Vliegende Hollander”. De cabaretier Louis Davids zong “Leentje uit de Niezel gaat rijden met de Diesel”. De firma Adelaar uit Wormerveer was door al deze vreugde zo meegesleept dat zij een waspoeder merk “DIESEL” in de handel bracht met als motto: met DIESEL wast iedereen Vlug, Veilig en Voordeelig”.
De Maybach motoren vertoonden al snel na de indienststelling van de DE3-en problemen. Uiteraard werd er uitgebreid onderzoek gedaan naar de vele defecten en het bleek dat de krukas een buigtrilling uitvoerde die een grote overbelasting in de lagers veroorzaakte. Op 23 augustus 1934 viel het besluit alle met Maybach motoren uitgeruste treinstellen grondig te inspecteren. Er waren treinstellen die nog maar 10 weken in dienst waren!
Er was toentertijd in Nederland de neiging zo ongeveer alle schuld van de narigheid in de schoenen van Maybach te schuiven, maar dat was eigenlijk niet eerlijk. Er was wel degelijk kritiek te leveren op het besluit van de NS directie om in één keer 40 treinstellen te bestellen met zoveel nog onbekende risico’s. En het kon niet uitblijven: waren de DE3-en in het begin hemelhoog geprezen, nu werden de NS en de DE3-en van de ene op de andere dag in het verdomhoekje gezet. Spotprenttekenaars van toen konden hun hart ophalen.
De eerste jaren van het bestaan van de DE3-en brachten zij door op het toen nog niet geëlektrificeerde middennet. Toen dat in 1938 onder de draad kwam gingen de DE3-en o.m. furore maken op wat we nu de Noord Oost zouden noemen. Na de oorlog hebben de DE3-en dienst gedaan op bijna alle dieselbaanvakken van ons land. Alleen in Zuid Limburg heeft men niet of nauwelijks een DE3 zien rijden. De laatste dagen brachten ze door in het noorden van Nederland waarna het in 1964 was afgelopen, dertig jaar nadat de eerste DE3 zo glorieus was gepresenteerd.
Gelukkig waren er plannen ontwikkeld een DE3 te bewaren. Uiteindelijk kwam op 29 februari 1968 treinstel 27 op het toen zo bekende plekje op het buitenterrein van het museum te staan. Iets meer dan 25 jaar later kreeg de 27 een structurele opknapbeurt in de werkplaats van NS in Tilburg en in 2009 was het weer de werkplaats Tilburg waar de 27 een grote cosmetische opknapbeurt onderging.
Afgezien van de moeilijke beginperiode leverden de DE3-en tientallen jaren hun bijdrage aan het “gestroomlijnde “ reizigersvervoer. De uiterlijke vorm van het stroomlijnmaterieel is in de loop van de jaren veranderd van de kopvorm van de DE3 via een steilere uitvoering bij (bijvoorbeeld) de Blauwe Engel en het materieel ’46 tot de “bolle kop” bij het materieel ’54 en latere materieelseries. Gelukkig zijn van veel van deze types materieel vertegenwoordigers in het museum bewaard gebleven. De DE3 27 is te beschouwen als de “stamvader” van het ooit bij NS geïntroduceerde stroomlijnmaterieel en we zijn er trots op dat dit fraaie treinstel tot de collectie ‘iconen’ van het museum behoort.
(bron: NVBS Maandblad Op de Rails 1984)
Hits: 4128