Twee Allan jubilarissen
In 2014 vierden twee vertegenwoordigers van het Allan dieselmaterieel hun 60e verjaardag: de DE 20 (ook bekend als ‘Kameel’) en DE 41 (ook bekend als ‘Blauwe Engel’).
De DE 20 werd op 31 mei 1954 van Allan Rotterdam naar de werkplaats Utrecht overgebracht om daar verder te worden voorbereid voor de indienststelling die een paar dagen later plaats vond. Het werd het nieuwe ‘inspectierijtuig’. Nieuw, want op dat moment was ook nog rijtuig 11 als zodanig in dienst, eigenlijk de laatste vertegenwoordiger van de serie diesel mechanische rijtuigen 2901 t/m 2908 die in 1937 in dienst was gekomen. Deze 11 heeft het, inclusief nog een revisie in 1959, uitgehouden tot 1962. Op 25 april dat jaar kwam er bij de Verenigde Utrechtse IJzerhandel in Utrecht een einde aan de relatief korte loopbaan van deze oorspronkelijke 2907.
Nieuw inspectierijtuig
Het inspectierijtuig DE 20 heeft er nu dus al meer dan 60 jaar op zitten en het eind is nog niet in zicht. In dienst gekomen in de outfit waarin het rijtuig nu in het museum staat, overwegend blauw met rode biezen, moest ook de 20 zich aan de huisstijl onderwerpen. Vanaf februari 1973 reed het rijtuig in het fraaie geel met wel opnieuw een blauwe band. Het rijtuig kwam sindsdien ook beschikbaar voor speciale ritten en werd behalve als ‘Kameel’ ook aangeduid als VIP-car.
De 20 is bij vele gebeurtenissen te zien geweest en bij vele soms buitenlandse reizen ingezet. Zo reed het rijtuig op 11 en 12 maart 1988 van Zoetermeer naar Koblenz, Wasserbillig (L) en Louvain en Neuve Ottignies (B). Het rijtuig onderging naast de interne verbouwingen tot VIP-car ook de gebruikelijke constructiewijzigingen, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van Telerail in oktober 1988. Eind januari 1991 was er de laatste commerciële rit, op 30 januari maakt de NVBS nog een afscheidsrit en op 8 maart deed de NS-directie dat. Een dag later werd het rijtuig formeel afgevoerd uit het materieelpark.
Derde leven
En eigenlijk begon toen, na de Inspectie- en de VIP-fase, het derde leven van de Kameel.
Na behandeld te zijn in de werkplaats Zwolle kwam de 20 in juli 1991 naar het Spoorwegmuseum. De reïncarnatie van het rijtuig kreeg echt gestalte na de herstelling in de werkplaats Haarlem waar het (weer rijvaardig) op 29 mei 2005 werd afgeleverd. Uiteindelijk werd in maart 2008 de in fraaie originele uitmonstering getooide Kameel overgedragen aan het Museum waar het rijtuig nu een permanente bezienswaardigheid is.
Allan collega
Toen de 20 werd afgeleverd bij Allan liep daar (sinds 1952) de levering van de series motorrijtuigen 21 – 50 en DE2 61 -106 . Een half jaartje na de 20 kwam onze huidige museum DE1 41 daar de poort uit. De ‘Blauwe Engelen’, zoals de Allan-dieselstellen werden genoemd, hebben in hun actieve periode op vele trajecten dienst gedaan: in Groningen, Friesland, tussen Zwolle en Kampen, Arnhem-Winterswijk, op de Betuwelijn, maar ook in de dieselperiode in Noord Holland en Gouda-Alphen. De 41 heeft vooral locale bekendheid gekregen in de treindiensten in Zuid Limburg, waartoe een groepje DE1-en in de werkplaats Maastricht was ondergebracht.
Eind april 1966 werd de 41 voorzien van het Duitse Indusi-systeem, in zekere zin vergelijkbaar met onze ATB. Overigens werden pas in mei 1968 bij Werkspoor de voorbereidende werkzaamheden verricht voor eventueel latere inbouw van die ATB. Vermeldenswaardig is nog dat in mei 1969 de 41 bij de grote revisie nieuwe banken kreeg. Na nog een opknapbeurt in de zomer van 1982 was het in mei 1985 toch gedaan met de actieve periode. Op 10 juni 1985 kwam er de toestemming tot sloop van de 41, maar zover is het niet gekomen.
Koesteren
De Stibans ontfermde zich over het rijtuig dat, en dat kan nu wel gezegd en geschreven worden, met hulp van vele nauw betrokkenen in de werkplaats Roosendaal kon worden gekoesterd door vrijwilligers van de Stibans. In 1989 was er dan het (achteraf beschouwd) voor de toekomst van veel potentieel museummaterieel belangrijke feest rond NS 150. Naast treinstel 252 en locomotief 1010 zou namelijk ook de DE1 41 daar acte de presence gaan geven.
Na een grote onderhouds- en schilderbeurt in de werkplaats Tilburg en het daarop volgende Utrechtse feest volgde opnieuw een veilig onderkomen, nu in Blerick en later een tijdelijke stalling in het Museum. De plannen om de 41 rijvaardig te krijgen werden concreet uitgevoerd: eind november 1995 verliet de 41 opnieuw de Tilburgse werkplaats en begon ook deze laatst overgebleven DE1 aan een nieuw (museum)leven met ‘optredens’ bij vele gelegenheden en ook op locaties waar nog niet eerder een DE1 was geweest.
Bij de Amersfoortse manifestatie in 2014, 25 jaar na het voor het voortbestaan van de 41 zo belangrijke NS-feest in 1989, was het rijtuig weer present, met een hopelijk nog lang museumleven voor zich.